Het aantal incidenten waarbij de inzet van de GHOR op grote schaal nodig is, is gelukkig relatief laag. Dit betekent wel dat we - om de vakbekwaamheid van GHOR-functionarissen op peil te houden - grotendeels afhankelijk zijn van oefeningen. De scenario's van multidisciplinaire oefeningen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op het Regionaal Risicoprofiel (RRP). Hierin zijn risico's van de regio geïnventariseerd, geanalyseerd en geprioriteerd.
GHOR-functionarissen nemen worden gemiddeld drie keer per jaar uitgenodigd voor een OTO (Opleiden, Trainen, Oefenen)-moment, bijvoorbeeld voor een operationele oefening (hier wordt een incident zo realistisch mogelijk nagebootst).
Een oefening neemt meestal een dagdeel in beslag. Twee weken voor aanvang ontvangt de functionaris een draaiboek met informatie ter voorbereiding op de oefening. Ook zijn er in het draaiboek gezamenlijke oefendoelen geformuleerd. Hieruit is af te leiden waar de focus van de oefening ligt en wat de functionaris bereikt dient te hebben aan het einde van de oefening. De functionaris stelt samen met zijn/haar werkbegeleider de individuele verbeterdoelen vast.
Aan het einde van de oefening worden het verloop van de oefening en de oefendoelen besproken. De nabespreking vindt meestal niet alleen samen met de werkbegeleider plaats, maar ook gezamenlijk met alle (mono- en/of multidisciplinaire) deelnemers. De GHOR streeft ernaar eventuele verbeteracties die uit oefeningen voortkomen zoveel mogelijk terug te koppelen.